Bevrijding uit politiebureau in Zeist

De Joodse familie Sturhoofd verbleef sinds 1944 in een pension te Zeist. Op 16 januari 1945 op de terug weg van Woudenberg om voedsel te kopen werd mevrouw Sturhoofd met haar schoonzuster, die haar vergezelde, aangehouden. Haar valse persoonsbewijs bleek na verhoor geen stand te houden. Ze werd naar het politiebureau in Zeist gebracht.

Daar noemde zij haar verblijfsadres. Dit leidde ertoe dat haar beide kinderen werden opgepakt. Haar man was niet thuis. Toen hij vernam wat er was gebeurd ging hij naar het politiebureau. Hij wilde bij zijn familie zijn, maar mocht, ook na hevig aandringen, niet blijven. Toen zijn vrouw werd gehaald zei ze hem contact te leggen met het verzet. Daarna vertrok hij. Via de leerkracht van zijn zoon lukte het contact te leggen met de verzetsman Dolf Edelman.

Er werd overleg gepleegd en bij de politie informatie ingewonnen over het politiebureau. Besloten werd met de gewestelijk commandant van de BS Siem de Man contact op te nemen. Hij was evenals de anderen van mening dat de Joden uit het politie bureau bevrijd moesten worden. Het waren er inmiddels tien. De bevrijding moest niet worden gedaan door de afdeling Zeist, om herkenning te voorkomen.

Politiebureau Utrechtseweg in Zeist 1940

Politiebureau Utrechtseweg in Zeist anno 1942

Plannen werden gesmeed, waarbij naar de juiste personen werd gezocht om taken als chauffeur e.d. uit te voeren. Henny Idenburg had een rijbewijs, Arie de Groot uit Driebergen was een ondergedoken politieman en had een uniform, verder werd met moeite een Duits uniform gevonden, dat Jan Stroomenbergh zou aantrekken. Er werd ook een echte Duitser gezocht en gevonden: Rudi Beeskow, bijgenaamd Piet de Mof, was voordat hij deserteerde als korporaal bij de Luftwaffe in Zeist gestationeerd geweest.

Om aan een auto te komen viel niet mee. Ries van Schaik woonde in de buurt van een garage waar legerauto’s werden gerepareerd. Hij kende een monteur die bereid was ervoor te zorgen dat een vrachtwagen moest worden gerepareerd bij Niemeijer. Daar zou in overleg de auto worden geleend. Een schriftelijk bevel om gevangenen mee te geven werd gemaakt met een vals SD stempel. Op 23 januari 1945 zouden de Joden door de SD worden meegenomen. De tijd drong. Op die dag om 7.00 uur in de morgen stopte de Duitse legerwagen bij het politiebureau. Rudi, Jan en Arie gingen naar binnen, naar de cellen.

Rudi schreeuwde “Mensch schnell” en ook de anderen schreeuwden dat de Joden mee moesten. Alle tien gevangenen werden in de auto gestopt. De auto ging richting Driebergen. Halverwege Driebergen bij de Breul reed de auto het bos in. De laadklep ging naar beneden. Mevrouw Sturhoofd dacht dat dit het einde was, maar ze waren vrij. De auto werd weer terug gebracht en de tien Joden moesten worden weggebracht naar onderduikadressen. De bagage ging in een bakfiets. De bevrijde mensen waren: drie leden van de familie Sturhoofd (alias fam. Oberheide-Land), Harry Bril, de heer en mevrouw Gomperts (alias echtpaar Van der Hoek – Van Doorn) mevrouw Hermans, David en Judth Heymans (alias Willem Hegemans en Johanna Franssen) en Ernst Stein.

Bij de Loolaan werd de groep gesplitst. Het echtpaar Heymans en Bril gingen naar de Engwegkerk, waar de heer Stroomenbergh koster was. De anderen werden in Rijsenburg ondergebracht. Na enkele dagen werden de ex-gevangenen ondergebracht op hun nieuwe onderduikadres. Zo kwam de familie Sturhoofd bij mevrouw Dekkers aan de Meenkselaan en de heer en mevrouw Heymans aan de Prins Hendriklaan 21 bij de familie Wagenaar. Alle bevrijde Joden hebben de oorlog overleefd.
Zie voor kort filmpje: http://youtu.be/2sj73wfzO-8

Dit uittreksel uit het boek van Loek Caspers “Vechten voor vrijheid” is met haar toestemming op de website opgenomen. De foto’s werden beschikbaar gesteld door de heer P.Rhoen van het gemeentearchief te Zeist.